Het is 23 december, twee dagen voor kerst. Terwijl ik over een stoffige
weg rijd, zie ik drie kinderen langs de kant staan, zwaaiend voor een
lift. Dat is in afgelegen gebieden niet ongewoon, zeker nu: taxi’s
rijden er nauwelijks, en benzine is in heel Malawi bijna nergens te
krijgen. Voor de zoveelste keer een brandstof tekort.
Ik stop, en drie jonge meisjes stappen in. Het zijn
zusjes: Tawonga (17), Vilette (10) en Danielle (7). Hun kleine broertje
Peter (5) bleef thuis. Ze willen naar Ekwendeni, een dorp zes kilometer
verderop.
Tawonga begroet me in het Engels. Ze vertelt dat ze
eigenlijk onderweg zijn naar Mzuzu, en als ik zeg dat ik daar woon,
besluit ik hen mee te nemen voor de rest van de rit.
Onderweg kletsen we over van alles. Tawonga legt uit dat
ze olie en rijst wil kopen voor kerst, en ook een jurk voor haar twee
jongere zusjes.
“Maar waarom gaat je moeder niet mee?” vraag ik.
Haar gezicht verandert. Ineens rollen dikke tranen over haar wangen.